door Lode Melis
Oude schilderijen zijn soms leuk om naar te kijken maar soms ook heel saai. Dat komt omdat we de taal van een schilderij niet meer begrijpen. Elke kunstenaar gebruikt een beeldentaal en vroeger was die natuurlijk anders dan nu.
Wij streamen muziek via Spotify of luisteren naar een cd. Maar als iemand je zegt: draai die plaat eens om, dan weet je dat hij of zij vindt dat je zeurt. Dat komt omdat je die beeldspraak begrijpt. Je weet dat muziek vroeger uitgebracht werd op vinylplaten en die kon je omdraaien om iets anders te horen. Maar binnen vijfhonderd jaar weet waarschijnlijk niemand nog wat een vinylplaat was.
De Marskramer van Jeroen Bosch werd geschilderd tussen 1493 en 1500 en hangt nu in het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.
Als je vandaag dit schilderij van Jeroen Bosch bekijkt heb je ook zoiets.
Jeroen schilderde dit werk rond 1500. Eerst dachten we dat hij het Bijbelse verhaal over de verloren zoon wilde uitbeelden. Maar dat was helemaal mis! Het is een marskramer. Die mand op zijn rug heette een mars en daar trok zo’n man mee rond om allerlei spullen te verkopen. Dat noemden ze toen kramen. We spreken nog altijd over een kraampje op de markt.
Maar wat wilde Jeroen Bosch nu precies vertellen? De marskramer verbeeldt de mens op zijn levensweg. Jeroen wil je in een spiegel laten kijken. Dat weten we omdat het schilderij rond is. Spiegels waren in die tijd altijd rond. Het lukte niet om ze in een andere vorm te maken. Jeroen Bosch wilde hiermee zeggen: “kijk maar eens goed. Je bent een mens die kwetsbaar is en fouten maakt”. Op de achtergrond zie je een vieze kroeg. Het is een hoerenkast. Dat kan je zien helemaal bovenaan op het dak. Daar steekt een stok naar buiten met een kruik erop. Die kruik was vroeger het symbool voor een vagina en de stok … ja wat dacht je? Daaronder is een duiventil. Het betekent dat je er zomaar in en uit kan vliegen. Om helemaal duidelijk te maken dat dit een vieze plek is staat er iemand tegen de gevel te plassen en zijn er voor de kroeg enkele varkens te zien. Dit is allemaal zwijnerij!
Op het schilderij dat Jan van Eyck in 1434 maakte voor de koopman Arnolfini en zijn vrouw, zie je achteraan ook een bolle ronde spiegel. Jeroen Bosch wilde dat zijn schilderij eruitzag als een spiegel.
Het dak met de kruik en de stok en daaronder de duiventil. Het dak is ook stuk. Dat betekent dat dit een ‘slecht’ huis is.
Iemand plast tegen de gevel en voor de kroeg eten varkens uit een trog.
Maar er is beterschap want de marskramer heeft zijn zondige leven (de kroeg en de zwijnen) achter zich gelaten. Maar toch laat de duivel hem niet gerust. Hij heeft zich vermomd als een hond en wil de marskramer aanvallen, maar die weert hem af met zijn stok. We weten dat de hond een kwaad beest is omdat hij een halsband met pinnen draagt. Op een ander schilderij van Jeroen Bosch draagt een van de beulen van Jezus ook zo’n halsband. Dat zegt genoeg.
De marskramer kan altijd terug in zijn vroegere fouten hervallen. Jeroen Bosch beeldt dat uit door hem wankel op zijn benen te zetten. Aan één been heeft hij een wonde en hij loopt op een schoen en een slof. Niet erg stevig natuurlijk.
De hond heeft een halsband met pinnen. De marskramer loopt op een slof en een schoen en heeft een wonde aan zijn been.
Dit is een detail van een ander schilderij van Jeroen Bosch. Een van de beulen draagt ook een halsband met pinnen.
Kunstkenners hebben zich lange tijd afgevraagd waarom de marskramer zijn hoed in de hand houdt en voor zich uit draagt. Jeroen Boschkenner Eric De Bruyn vond de oplossing. Bosch wilde het oude woord voorhoeden uitbeelden. Dat betekendevoorkomen. De marskramer wil het kwaad voorkomen en om het helemaal goed te maken zal hij seffens door het hek gaan en het achter zich sluiten. Dat wil zeggen: een nieuw leven beginnen.
Er bestaat een andere afbeelding van een marskramer. Ze is te vinden in een Engels gebedenboek uit 1320. Dat is meer dan honderd jaar voor Jeroen Bosch geboren werd. De hond is er ook en bijt de marskramer in zijn been. Hij heeft wel geen halsband met pinnen maar het dier is rood geschilderd en dat was de kleur waarin de duivel meestal werd afgebeeld. Er is geen vieze kroeg te zien maar wel een zeemeermin. En die was dan weer het symbool voor de verleiding en de zonde.
Na meer dan honderd jaar begrepen de mensen nog altijd de beeldspraak die Jeroen Bosch gebruikte. Net zoals wij weten dat muziek vroeger op vinylplaten geperst werd!
Een afbeelding uit 1320 met een marskramer die sterk op die van Jeroen Bosch lijkt.
O ja, Jeroen Bosch was een specialist in het verbergen van kleine boodschappen op plekken waar je ze het minst verwacht. Kijk eens in de boom. Daar hangt een koolmeesje vrolijk aan een tak te schommelen. Maar bovenaan zit een uil klaar om het niets vermoedende vogeltje op te slokken. De uil is bij Bosch geen vriendelijk sprookjesdier maar een gevaarlijk roofdier. Hiermee wil hij zeggen dat je altijd op je hoede moet zijn voor het kwade.
Nee, Jeroen is geen vrolijke jongen maar zijn beeldspraak is wel interessant!
De uil zit naar zijn prooi te kijken; een onschuldig vogeltje dat zich van geen kwaad bewust is.