Chromosomen zitten in iedere cel van je lichaam. Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA en elk gen beschrijft de code van een kenmerk die (mee) bepaalt hoe je er uit ziet, hoe je lichaam werkt of hoe je bent. In het DNA zijn dus al onze erfelijke eigenschappen vastgelegd.
Van ieder gen erf je een versie van je vader en van je moeder. Welke versie je ouders doorgeven, ligt aan welke versie zij van hun vader en moeder hebben doorgekregen. En welke eigenschappen jij uiteindelijk krijgt, ligt aan welke versie van het gen overheerst. Dit heet dominantie, een dominante eigenschap is bijvoorbeeld bruine ogen.
Wist je dat elke cel in je lichaam meer dan 2 meter DNA bevat? Hoe dat past? Doordat het DNA heel strak is opgerold in een chromosoom, past het in je cel.